Bezoldiging van bedrijfsleiders: fiscale regels
24/10/2024 - Gepubliceerd door : FiduPress < Terug
In België is de bezoldiging van bedrijfsleiders onderworpen aan een specifiek wettelijk en fiscaal kader, dat niet alleen de ontvangen bedragen reguleert, maar ook de aard van de inkomsten. We zullen twee aspecten behandelen: de herkwalificatie van onroerende inkomsten als bezoldiging en de theorie van de bezoldiging. Het begrijpen van deze aspecten is cruciaal voor bedrijfsleiders en ondernemingen om fiscale sancties te vermijden en om hun bezoldiging optimaal te structureren.
1. Herkwalificatie van onroerende inkomsten als bezoldiging
Het is gebruikelijk dat een bedrijfsleider een onroerend goed verhuurt aan de vennootschap waarvan hij bestuurder of zaakvoerder is. Deze praktijk vormt geen probleem in het kader van de personenbelasting (PB), aangezien zowel de onroerende inkomsten als de bezoldigingen progressief worden belast. Het probleem doet zich echter voor op het vlak van de sociale bijdragen.
Onroerende inkomsten zijn niet onderworpen aan sociale bijdragen, in tegenstelling tot beroepsinkomsten. Om te voorkomen dat bedrijfsleiders sociale bijdragen ontwijken door hoge huurinkomsten te ontvangen in plaats van een passende bezoldiging, is er een maatregel ingevoerd. Deze maatregel beperkt de huurinkomsten tot 5/3 van het geïndexeerde kadastraal inkomen. Het deel dat deze limiet overschrijdt, wordt herkwalificeerd als beroepsinkomen en onderworpen aan sociale bijdragen.
2. De theorie van de bezoldiging
De theorie van de bezoldiging heeft tot doel misbruik te voorkomen bij het toekennen van onroerende goederen of andere voordelen in natura aan bedrijfsleiders, vaak onder gunstige voorwaarden. Ze is gebaseerd op het principe dat de prestaties van de bedrijfsleider op een passende manier moeten worden beloond, of die beloning nu in geld of in natura plaatsvindt.
Deze theorie is van groot belang wanneer de onderneming werkelijke kosten aftrekt voor het ter beschikking stellen van onroerende goederen, terwijl de bedrijfsleider belast wordt op een vaak lager forfaitair voordeel in natura. Dit verschil tussen de aftrekbaarheid voor de vennootschap en de lagere belasting voor de bedrijfsleider wordt nauwlettend gevolgd door de fiscale autoriteiten. Deze kunnen bepaalde voordelen herkwalificeren als beroepsinkomen als zij van mening zijn dat de opgezette structuur voornamelijk bedoeld is om de fiscale last te verminderen.
Terug